© Foto: Jim Van Stijn

Naam: Ringbandsnoekje.

Wetenschappelijke naam: Epiplatys annulatus.

Synoniemen: Haplochilus annulatus, Aplocheilus annulatus, Panchax annulatus, Pseudepiplatys annulatus.

Oorsprong: Afrika (Liberia, Guinee en Sierra Leone).

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: De mannetjes hebben verlengde buik- rug- en aarsvinnen.

Temperatuur: 23 - 26 graden Celsius.

pH: 6 tot 6,5.

GH: 3 tot 6.

Licht: Matig.

Beplanting: Dichte beplanting maar zorg wel dat er voldoende zwemruimte over blijft. Drijfplanten worden ook op prijs gesteld en dan kan de verlichting wat sterker.

Bodembedekking: Zand of grind.

Stroming: Zwak.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: 3 tot 4 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, klein levend voer, groenvoer.

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Boven.

Karakter: Redelijk vreedzaam.

Aantal: Schooltje van minimaal 6 stuks of een harem van 1 mannetje met meerdere vrouwtjes.

Geschikt voor: Ervaren aquariaan.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Mogelijk, mits samen gehouden met rustige kleine soorten. Men kan ze beter niet gaan samen houden met andere oppervlakte bewoners want dat gaat vaak niet goed.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na 14 tot 15 dagen.

Bijzonderheden: Deze visjes houden wel van zacht water anders leven ze niet erg lang. Een GH van 3 tot 6, een KH van 2 tot 4 en een pH van rond de 6 of 6,5 is de beste waterkwaliteit om ze in te houden.

Kweekinfo: Het kweken met het Ringbandsnoekje is niet al te moeilijk.

Vaak zorgen deze visjes al voor eitjes in het aquarium waar zo normaal in zwemmen, een aparte kweekbak is niet echt nodig. Wil men zoveel mogelijk jongen overhouden dan is het wel beter om ze in een kweekbak te doen.

 

Het beste kan men er dan 1 mannetje en 2 vrouwtjes in doen. Er worden vanzelf wel eitjes afgezet, deze worden afgezet tussen de wortels van drijfplanten, zorg dus dat die aanwezig zijn want ze houden ook niet van teveel licht. Vaak na één week of een paar weken ziet men wel jongen verschijnen. Haal dan de ouders er wel uit anders bestaat de kans dat ze de jongen opeten. Geeft men echter de ouders vaak klein levend voer dan laten ze de jongen meestal wel met rust maar als je zoveel mogelijk jongen over wilt houden kun je de ouders beter verwijderen. De jongen kunnen worden gevoerd met infusoria of zeer fijn stofvoer, daarna kan men ze Artemia-naupliën geven.