© Foto's: Carolien Nemec

Naam: Goudbarbeel of Brokaatbarbeel.

Wetenschappelijke naam: Barbodes semifasciolatus.

Synoniemen: Puntius semifasciolatus, Barbus semifasciolatus, Capoeta semifasciolata, Puntius semifasciolata, Barbus aureus, Barbus hainani.

Oorsprong: Deze soort bestaat al heel lang in de aquariumwereld, in de natuur komt hij echter niet voor omdat het een kweekvorm is van de Barbus fasciolatus.

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is slanker en feller gekleurd met meer rood in de lichaamskleur en duidelijke, groenachtige vlekken op de flanken. Het vrouwtje is groter en haar rug hoger.

Temperatuur: 18 - 24 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 5 tot 20.

Licht: Matig.

Beplanting: Normale beplanting, wat drijfplanten worden ook op prijs gesteld..

Bodembedekking: Zand of grind. Wat takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Zwak tot matig.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte:  4 tot 6 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Schooltje van minimaal 6 stuks.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na ongeveer 30 tot 36 uur.

Bijzonderheden:

Kweekinfo: Het kweken met de Goudbarbeel is redelijk eenvoudig.

 

De kweekbak hoeft niet al te groot te zijn, 40 tot 50 liter voldoet prima. De bodem kan het best bedekt worden met een laag knikkers waar de eitjes tussen vallen zodat de ouders er niet bij kunnen komen na de paring. Ook dienen er fijnbladige planten aanwezig te zijn die men het beste in kleine potjes kan zetten, ook Javamos is zeer geschikt. Ook wat drijfplanten mogen niet ontbreken. Een geschikte watersamenstelling is, een temperatuur rond de 26 graden Celsius, een pH van 7 en een GH tussen de 6 en 12.

 

De paring verloopt stormachtig en kan wel een paar uur duren. Als alle eitjes zijn afgezet, dat zijn er tussen de 200 en 300, dienen de ouders gelijk te worden verwijderd want die hebben nu alleen nog oog voor de eitjes om ze op te eten. De eitjes worden overal afgezet, tussen de planten, sommigen zinken naar de bodem en ook worden ze onder drijfplanten geplakt want ze hebben een grote kleefkracht. De eitjes komen na 30 tot 36 uur uit en de jongen teren dan nog twee dagen op de eierdooier. Daarna kan men ze voeren met Artemia-naupliën en stofvoer.